We leven in donkere tijden.  Waarheid en leugen lijken niet meer van elkaar te onderscheiden, met onverantwoordelijk gemak worden meningen voor feiten gezien,  alternatieve feiten lijken evenveel bestaansrecht te hebben als feiten die kennelijk niet alternatief zijn. Waarheidsvinding, een wezenlijk kenmerk voor wat aanspraak op beschaving wil maken, wordt op alle mogelijke manieren verhinderd, verstoord, onmogelijk gemaakt en moedwillig vervalst. Een levenshouding die gebaseerd is op respect, gelijkwaardigheid en mededogen lijkt gelijk gesteld te kunnen worden aan een levenshouding die gebaseerd is op macht, onderdrukking en uitbuiting, onder het mom dat er geen absolute waarheid bestaat. Onder dit adagium wordt heel veel menselijke destructiviteit en gewelddadigheid gerechtvaardigd en gelegaliseerd; de deur naar een quasi beschaafde, doch nihilistische levenshouding wordt wagenwijd open gezet. Diegenen die het najagen van hun eigen belangen als legitiem doel hebben en zich weinig bekommeren om de consequenties van hun gedrag voor anderen maken daar dankbaar gebruik van.  Maar of er sprake van dankbaarheid is, is maar net de vraag, want het lijkt er vaak op dat die mensen het als een vanzelfsprekendheid ervaren dat zij hun doelen in het leven realiseren, zonder zich af te vragen wat dat voor anderen betekent, zeker als zij lijken te zijn van hun bijdrage aan de vooruitgang.

De fundamenten waarop de moderne westerse industriële samenleving is gestoeld zijn ernstig in opspraak geraakt. De grondstoffen die in de aarde zitten blijken eindig te zijn, de gevolgen van het handelen van de mens op de natuur blijken desastreus te zijn, met grote gevolgen voor de mens zelf. We moeten onder ogen zien dat we ons eigen nest ernstig hebben bevuild en dat dat niet zonder gevolgen blijft, waar we al die tijd gedacht hebben dat we niets verkeerds deden, of dat we er wel mee konden wegkomen, of dat het allemaal zo’n vaart niet lopen zou, of dat de waarschuwingen kwamen van zeurpieten en zwartdenkers die niet van het leven konden genieten of die jaloers waren op de welstand van anderen die zijzelf niet konden verwerven omdat ze daar te zwak, te lui en te negatief voor zouden zijn. Hoe zeer we ook de behoefte hebben te ontkennen, niet onder ogen te willen zien, kritiek  te diskwalificeren en desnoods tegen beter weten blijven volharden in ons eigen gelijk en zelf wel denken te kunnen bepalen hoe de werkelijkheid eruit ziet of dient te zien; het leven is zeer geduldig en er komt een moment dat het zich vlak voor onze neus posteert en ons recht in de ogen kijkt. Er komt een moment dat we er niet meer omheen kunnen, niet meer om onszelf heen kunnen.

De vraag is of we bereid zijn de confrontatie met onszelf aan te gaan. En onszelf de vragen te stellen en te beantwoorden die recht doen aan de complexiteit van ons bestaan. Wie ben ik, waar kom ik vandaan, waarom leef ik en wat heb ik te doen. We dienen ons fundamentele vragen te stellen over de aard van de mens en op grond daarvan beslissingen te nemen over hoe met die aard om te gaan. Wat doen we met de destructieve krachten die in ons huizen, wat doen we met de constructieve krachten die in ons huizen. De beslissingen die we nemen over hoe ons te verhouden ten aanzien van die krachten in ons vormen de uitgangspunten voor de ethische grondslagen van ons handelen. Het zijn die grondslagen die ons recht geven aanspraken te maken op menselijkheid. Weigeren we ons gedrag te baseren op ethische grondslagen, dan verliezen we die aanspraken en vervallen we tot a moreel gedrag, een vorm van onmenselijk handelen in de zin dat we ons onverschillig tonen voor de gevolgen van ons gedrag voor degenen die van ons afhankelijk zijn. Het lijkt er sterk op dat het economisch systeem waarin wij leven een amorele levenshouding aanmoedigt; in elk geval faciliteert en rechtvaardigt en dat maakt het tot een in wezen mensvijandig systeem. Dit proces is al decennia aan de gang en lijkt de wereld in zijn greep te hebben gekregen en langzaam beginnen de gevolgen daarvan voor mens en natuur tot ons door te dringen, maar blijkt de weerstand tegen dit besef ook aan kracht te winnen. Dit het tussen die twee ogenschijnlijk separate werelden tot een confrontatie kan komen, is niet ondenkbaar. Hoe die confrontatie vorm zal krijgen hangt af van de vraag of we deze kloof zullen weten te overbruggen. Gezien de gewelddadige manier waarop de mensheid gedurende de geschiedenis zijn conflicten uitgevochten heeft, is de kans dat dit weer gebeurt realistischer dan de verwachting dat de mens zijn gewelddadigheid overstijgt.

Waar het in de kern om gaat is het gemak waarmee de mens  pijn toebrengt aan de ander. Elk leven neemt leven, Dat is een natuurwet. Elk levend wezen voedt zich met ander leven. Elk wezen is onderworpen aan die wet; ik persoonlijk vind dat al moeilijk genoeg. Een belangrijk inzicht dat ik over het leven heb verworven is de vaststelling dat in de meest innige relaties de meeste pijn wordt toegebracht. En ik heb ook vastgesteld dat op het toebrengen van die pijn zelden erkenning en vergeving volgt. Ik heb het over relaties tussen geliefden, tussen ouders en kinderen, tussen kinderen onderling, tussen vrienden, tussen vriendinnen, tussen zakenpartners. Ja, zelfs tussen vijanden. Hoe kan het zijn dat veel mensen niet voelen wat voor ravage zij in het gevoelsleven van de ander aanrichten en ook in hun eigen gevoelsleven. Het toebrengen van pijn genereert schuld, hoe dan ook, want zo werkt onze geest, los van of die schuld gevoeld wordt of niet. Maar ook: hoe kan het zijn dat zo veel mensen zich stil houden over de pijn die hen is en wordt toegebracht. Wat is het dat de mens zo weinig uiting doet over de pijn die hij, zij toebrengt en hem, haar wordt toegebracht. Maar ook: wat is het dat er zo weinig bereidheid is te luisteren naar de pijn van de ander. Als ik zoek naar een antwoord op de vragen die ik hier stel, dan kom ik op de gedachte dat we na al die eeuwen van oorlog en onderwerping en vernietiging niet meer voelen willen, althans de pijn niet, de wreedheid niet, de moorddadigheid niet. We willen het zien als een exces, een abnormaliteit, wat het echter niet is. Gedrag komt voort uit de krachten die in ons huizen en wij zijn het zelf die krachten in handelen omzetten, afhankelijk van onze beslissingen welke krachten wij voeden en ook of wij bereid zijn de verantwoordelijkheid voor ons gedrag op ons te nemen. Het is mijn ervaring dat mensen er over het algemeen veel inspanningen voor over hebben, eerbare en oneerbare, om hun destructieve gedrag te ontkennen, of te rechtvaardigen en vaak krachtens hun positie en goede bedoelingen te legaliseren. Niet zelden is waar te nemen dat mensen anderen het gedrag kritiseren, waartoe zij zichzelf met groot gemak rechtigen.

Een stelling die ik denk te kunnen verdedigen is: elk conflict is op te lossen als partners bereid zijn diep in zichzelf te kijken en eerlijk te zijn. Eerlijkheid, geworteld in integriteit en een sprekend, actief gevoelsleven, daarover heb ik het. Het pad dat ik bewandeld heb in het leven heeft me op het punt gebracht dat ik moest vaststellen dat die bereidheid er niet was en vanaf die tijd noem ik mijzelf een woestijnbewoner. In symbolisch opzicht ben ik de woestijn ingegaan en ben gaan maken. Ik kreeg toegang tot een werkplaats en kreeg scherven glas, van het mooiste en kostbaarste tot het gewoonste en waardelooste. Ik vond hout in containers op straat en op sloperijen en ben ramen en kasten gaan maken. Het was niet de bedoeling dat mijn leven die wending zou nemen, maar het was sterker dan ik. Het glas kreeg me in de greep; er kwam ziel doorheen, het licht. Het kapotte liet zich transformeren tot schoonheid en dat gaf troost.  Het glas vertegenwoordigde de helderheid van de ogen, het hout moest voelen als de huid. Vijfentwintig jaar werden als één lange werkdag en werkend in eenzaamheid heb ik mij een weg gebaand door het leven. Een pad door leeg land.